Op Bedevaart

De moderne stad

De pleisterplaats was inderdaad goed gelegen, al viel er niet zo veel te beleven. Geen nood vonden onze ridders: een aantal dagen platte rust met af en toe een geneeskrachtig magnesiumrijk bad hadden onze dapperen (aan wie het stof van vele wandeldagen kleefde) wel eens verdiend. Ze bleven enkele dagen plakken, als in een zeer lange siësta.

Maar helaas, mooie liedjes duren niet lang en bovendien vonden sommigen het ook tijd om zo langzamerhand huiswaarts te trekken. Na enkele dagen namen ze dus met spijt in het hart afscheid van de kasteeltoren waar ze verbleven en namen opnieuw de weg naar alweer een volgende havenstad, het dappere Bilbao.

Bilbao was een verfrissende stad, in de meanders van de rivier, met statige gebouwen en trotse torens. Hoogtepunt van de goede stede was de verzameling metaal en steen ter hoogte van de rivier, volgens de één een sublieme evocatie van de talloze schepen die gewoonlijk de haven aandoen, volgens de ander een smakeloze smet op het blazoen van de stad. Onze ridders, steeds open voor nieuwe indrukken, vonden het bijzonder speciaal doch ietwat te modern voor hun smaak.

Een snuggere merkte na even rondwandelen op dat Bilbao toch wel wat ver van de zee bleek te liggen, en dat het dus ook weer njet zou zijn bij het zoeken van een schip. Maar gelukkig, zo zei de slimste van het gezelschap: Bilbao is niet zo ver van de grens met Navarra en het mondaine San-Sebastian, alwaar wij onze reis zovele dagen geleden begonnen. Hoewel het wat saai en voorspelbaar zou zijn, wellicht kunnen wij dezelfde weg als waarmee we gekomen zijn nemen om terug te keren.

Zij waren het al snel eens, en zo geschiedde. Eerst trokken ze aan onverantwoorde snelheden naar de stad der steden, het door hen geliefde Parijs, om daar aan zijne koninklijke majesteit de koning van Frankrijk het verloop van hun missie te bespreken, en na een korte stop waarbij ze zich voorzagen van voedsel en drank reden ze spoorslags de grens over, naar het land van herwaarts over.

Het was mooi weer, en dat was te merken, want de stad liep volledig vol met frigoboxtoeristen die zich massaal naar het zandige strand repten om zich daar wat bij te bruinen. Dit lieten onze dappere krijgers aan zich voorbij gaan, en zochten de binnenkant van de veelvuldige kerken op. Het was duidelijk te merken dat ze op weg waren naar het gebeente van de heilige Jacobus.

De massa dagjesmensen stond hen echter weinig aan, en geen voelde er iets voor om hen te blijven volgen, van de ene mondaine kustplaats naar de andere. Na lang en rijp beraad sloegen ze het binnenland in, want zij wisten daar nog een oude vriend wonen, die hen misschien kon bijstaan en toch minstens een dak boven hun hoofd (tegen de zon) en een goed glas wijn (tegen de dorst).

Na een korte tocht met hoge snelheid toonde zich aan de horizon de trotse stad Pamplona, nu bekend van zijn loopwedstrijd, maar in die dagen een edele stad vol koene ridders. Onder hen ook de goede vriend van onze ridders, Ridder Roelant, die persoonlijk de Saracenen die deze valleien teisterden had verjaagd. Een blij weerzien was het, met veel spijs en drank, want ook Roelant kon de geneugten van een rijkgevulde tafel smaken.

Terwijl zij zich laafden viel de nacht in, wat hen uiteraard en geheel onbedoeld verhinderde verder te gaan. Geen nood, zo sprak Roelant, ik heb hier nog een bed met een dak boven, en een stal voor uw rijdieren; blijf toch rustig slapen. Morgen kan u verder gaan, al raad ik wel aan om via de koningsstad Burgos te reizen. De rechtstreekse paden zijn immers niet begaanbaar; het loopt en fietst er vol met rugzakpelgrims!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *