De Zoektocht naar Atlantis

Het gele teken

Wie zoekt die vindt …

Na het lezen van de vlucht van de vogels, de ingewanden van een aantal loslopende dieren (katten, honden, duiven enz. – more = better) en van de reisgids werd door de koppigste van de heerschaar besloten om de prediluviaanse stad Akrotiri te bezoeken. Afgezien van deze tekenen van de goden vond iedereen het ook logischer om Atlantis te zoeken in een kuststad met haven in plaats van een uit de rotsen gehouwen stad boven op de hoogste berg van het eiland. Atlantis was “verzonken in de zee” en de hoogste berg van het eiland was zeker niet verzonken in zee.

Maar niet hier …

Dus ze gingen naar Akrotiri, dat ook nog wel op het eiland ligt, maar toch al aan de rand. Die stad bleek niet meer te bestaan. Afijn, er woonden toch geen mensen meer en er lag een grote berg aarde op. Maar er was wel een wegwijzer. En een weg. Maaaaaar, de stad was ook niet verzwolgen door de zee, maar door een vulkaan en dat is toch niet helemaal hetzelfde. Voor de rest leek het wel ongeveer op een beschrijving van een stad op Atlantis en klopte de tijdsperiode. Maar dat probleem met die overstroming blijft wel natuurlijk. Niet iedereen was dus overtuigd en er moest verder gezocht worden.

Na nog wat ingewanden en een gebed tot de oergoden van Akrotiri zag iemand nog snel de mogelijkheid om ook in Oud-Thera te gaan kijken. De stad daar was wel niet verzwolgen en ook een beetje te jong, maar een mens weet toch nooit. In de stad komen bleek echter geen sinecure. Om de siësta van de bewoners niet te verstoren had men immers beslist om de weg naar de stad en de stad zelf af te sluiten voor alle stervelingen vanaf het derde uur na de middag. Ze moesten dus snel zijn.

En dit is het ook niet helemaal …

En ze waren snel. Op de top van de berg waar Oud-Thera lag (en ligt) zagen ze dat dit een mooie stad was, maar dat het duidelijk niet Atlantis was. Volledig verward raakten enige ridders enigszins in paniek en baden in extremis tot Apollo, die ook daar (bijna overal eigenlijk) vereerd werd. Misschien zou hij hen opnieuw de juiste weg laten zien. En zie, plots verscheen een geel licht dat scheen op een dorp op een heuvel (niet dezelfde, maar aan de andere kant van het dal – share & enjoy) en dan verder scheen naar een toren in nog een ander dorp op een heuvel (aan de andere kant van het eiland) en dan eindelijk bleef stille staan (ook al was het geen ster) boven een dorp aan de andere kant van het eiland (de andere kant van die toren in dat dorp).

Wat voor teken was dat nu weer? Maar op die vraag krijg je bij Griekse goden (en Grieken zelf) nooit een antwoord, dus zat er niets anders op dan wederom een tocht te maken en eerst naar het eerste dorp te gaan (waar niets te zien was, vooral omdat ze er nooit zijn aangekomen – maar het was toch niet het juiste, zo vertelden de ingewanden van een ongelukkige hond) en dan naar die toren in dat ander dorp (zeer gezellig, maar ook niet echt Atlantis). Op dat moment was iedereen zo moe dat ze kort en krachtig besloten dat andere dorp voor morgen te houden en Poseidon nog een dagje langer op zijn honger te laten zitten. Goden moeten ook maar eens leren wachten!

De rest doen we morgen wel.