De Zoektocht naar Atlantis

Boreas

Op weg door de rumoerige straten van Mykonos

Poseidon was ontstemd. En nog niet een klein beetje. Samen met zijn oude vriend Boreas ontketende hij de Cycladische noorderwind, de Meltemi, die de golven hoog deed opspatten en de hoofddeksels van hoofden rukte. Afvaren in deze omstandigheden zou niet verstandig zijn, zo deelde de besnorde kapitein mee, beter om een schip te zoeken dat ’s namiddags de overtocht zou wagen naar het idyllische Paros. Dat was allemaal goed en wel, maar wat moesten ze dan doen tot het afvaren der trireem?

Op Mykonos valt altijd wat te beleven, zo redeneerden Gwahain en Johan, de Rode Ridder, misschien moeten we het eens rustiger aan doen en ook wat aan sightseeing doen. Een slecht idee, zo vond Abergwannog, dat zal Poseidon niet leuk vinden! Maar niemand luisterde naar hem. Een beroemde locatie op het eiland, zo deelde een plaatselijke herbergier mee, was één of ander zandstrand dat genoemd was naar het Aards Paradijs, Paradise Beach. Misschien viel daar wat te beleven. Alras spoedden de ridders zich naar de plaats waarvan de diligences in alle richtingen vertrokken en namen ze die naar het strand.

Op Paridise Beach viel weinig te beleven

Een halsbrekende tocht later kwamen ze daar aan en werden overspoeld met wegwijzers en andere plakkaten die hen noodden deze of gene pleisterplaats binnen te gaan. Gegidst door Athena, wijste alle goden, vonden ze de juiste ingang en kwamen ze op een mooi, proper strand waar één of andere Griekse slimmerik een reeks strandstoelen, parasols en afspanningen had neergezet alwaar hij nectar en ambrozijn verkocht. Kortom, heel wat te beleven, alleen bleek iedereen nog te bed en was er geen kat. En dat mag letterlijk genomen worden. Geen katten. Waarschijnlijk de enige plaats op het eiland zonder miauwende rotbeesten (Z.K.M. Arthur, de koning, houdt niet van katten).

Wachten op Godot

Al snel keerden ze terug op hun schreden (een leeg zandstrand zonder badkledij was niet zo leuk) en aten onderweg enkele kleine versnaperingen dewelke ze hadden gevonden in de beste bakkerij van Mykonos. Maar genoeg uitweidingen over culinaire geneugten, Poseidon is Dionysos niet en het uitvoerig vermelden van copieuze maaltijden zal hem zeker niet gunstig stemmen. Al snel was de tijd der havengaan aangebroken en allen stelden zich op in de wachtruimte die weliswaar overdekt was, maar vol stond met oosterse vreemdelingen.

Inspectie van de kustlijn

Enige tijd later werden de Griekse medemensen ongerust. Dit maakte ook de ridders ongerust, want ongeruste Grieken = problemen. En problemen waren er. Poseidon was kwaad en had Asklepios opgestookt om de roeiers van de trireem een peesontsteking te bezorgen waardoor ze niet konden roeien! En de wind woei natuurlijk uit de verkeerde richting, dus alles lag stil en de boot liep vertraging op. Toen eindelijk genoeg Perzen konden gekocht worden om als nieuwe roeiers te dienen vertrok het schip eindelijk. Op naar Paros!

Op Paros aangekomen besloten de ridders kamp op te slaan in het midden van het eiland, om zo veilig te zijn voor Poseidon, Boreas en vervelende ronselende Grieken. Daar komen bleek relatief eenvoudig (voor Grieken) en de kampplaats voldeed aan de meeste verwachtingen. Bovendien was er boven het kamp een goede Griekse afspanning alwaar opnieuw copieus kon gedineerd worden ter meerdere eer en glorie van Dionysos! (Het is altijd goed minstens één Griekse god aan uw zijde te hebben).