De jacht op het Witte Hert

In brütend heißem Zug

Nürenberg

Na een goede nachtrust in een wel bijzonder Afrikaans aandoende herberg, trokken de heerscharen opnieuw de rijksstad Nürenberg in. In die stad, die eens één der belangrijkste van het Derde Rijk moest worden, was immers een zeer interessant centrum gevestigd, alwaar beginnende dictators en volksmenners, leiders van personenpartijen en populaire politici in’t algemeen konden leren hoe zij de Machtigste Man in hun land konden worden en het Volk voor zich te winnen zodat zij altijd voor het Volk konden spreken en het meelijden in de ultieme voltooiing van één Volk, één Natie en één Leider. Bijzonder geïnteresseerd gingen zij, maar vooral de koning, uiteraard, kijken en luisteren in dit Dokumentationszentrum.

Na deze leerrijke uitstap besloten ze om dan maar rechtstreeks huiswaarts te keren, of toch zo rechtstreeks als mogelijk, via Koblenz en Köln. Edoch, in tegenstelling tot alle andere etappes ging dit héél wat minder vlot. De reis naar Würzburg viel nog mee, al was het treingeval vergeven van een schoolgroep kinderen, want blijkbaar krijgen die nu ook al onderwijs, maar dat bleek nog het minste van hun problemen, al wisten ze dat nog niet natuurlijk. Veilig overgestapt op de, vrij hete, trein naar Frankfurt (aan de Main, niet aan de Oder, dat is wat ver) viel die evenwel plotseling stil, want één of ander iets was kapot in een halte langs de weg. De ridders werden naarmate de panne voortduurde slechtgehumeurder (en heter) en lieten niet na herhaaldelijk op te merken dat dit toch echt wel niet mogelijk zou zijn geweest met een echte, traditionele, Belgische postkoets, die enkel moet gepoetst worden met postkoetspoets.

Ook de plaatselijke nieuwsvergaarautoriteiten waren aangetrokken door het voorval op weg naar Frankfurt. Hun verslag dezer feiten vindt u hier, weliswaar in de Duitse tongval. “250 Passagiere sitzen 45 Minuten in brütend heißem Zug fest

Confluentia

Gelukkig waren de hospitaalridders der Johannieters en Ridders van de Orde van Malta in de buurt, die samen met een nieuwlichtige organisatie het “Rotes Kreuz”, die hen prompt en in grote getale water en andere verfrissingen brachten, evenwel zonder hen te zeggen met welk treingeval ze nu weer verder moesten gaan. Gelukkig waren er bussen, weliswaar naar een station zonder treinen, maar “tis de geste die telt”. Daar was er wel een behulpzame treincontroleuse, een snel denkende ridder en wat korte aansluitingen konden ze toch eindelijk in Koblenz aankomen, weliswaar een vertraging van een kleine drie uur, wat toch wel problemen opleverde, want de herbergier was al zelf in zijn bedstede gekropen. Edoch, binnen geraakten ze, want niemand houdt een gewapende ridderschare tegen wanneer die ergens willen zijn.

Over de Rijn
Köln

Na een zeer lange, verkwikkende en ronduit noodzakelijke nachtrust ging het opnieuw verder huiswaarts, naar de Moezel, alwaar ceremonieel de vlag werd geplant in de samenvloeiing en men eindelijk de Rijksgrens overstak en zich in het aloude Romeinse deel bevond, nu toegevoegd aan het Reich maar in hoofde der ridders behorend tot het West-Frankische Rijk. En jawel, eindpunt van deze dag was het wondermooie Keulen, aloude zetel der aartsbisschoppen en keurvorsten. Edoch, het weer zat hen, voor het eerst op deze reis, niet mee, en het regende pijpenstelen, en niet alleen regen, maar ook onweer en stormwinden. Kortom, het was hondenweer, en harnassen roestten en bepakkingen werden zwaarder en het humeur werd slechter. Gelukkig werd de eer gered door het hotel en werd de innerlijke ridder gesterkt door een Italiaanse uitwijkeling die eenvoudige spijzen bereidde. Moe, en niet helemaal voldaan, besloten ze dan maar via een ingenieus apparaat te kijken naar een feestje in Londen waar men één of andere heidense spelen begon. In Engeland is men altijd al vreemd geweest.