De jacht op het Witte Hert

Wonderlijke Wenen

Na het waarlijk bourgondische eetfestijn van de gisteravond was het voor de meerderheid der dappere ridders moeilijk, zo niet onmogelijk, om uit hun comfortabele bedstee te komen, ondanks het ontbijt dat de foerier voor hen had bereid. Edoch, er was nog veel werk, want alles moest worden opgeruimd en de bepakking klaargemaakt, want vandaag zou er naar Wenen vertrokken worden. Hoewel de warmte drukkend was en de rugzakken ook, besloten ze toch om via het Heldenplein, niet in Heist, te marcheren, daar zij zich toch echt wel als helden zagen na hun overwinning op het Witte Hert, al kwamen ze er daar niet toe om zich te laten portretteren door de meegereisde artiest.

Even bijtanken

In het treinvoertuigstation, in Hongaarse stijl chaotisch, aangekomen, konden ze na enige vertraging hun voertuig richting Wenen bestijgen, al bleek bij binnenkomst het niet alleen vol te zitten, maar ook dienst te doen als ad-hoc “Biergarten” om 11u ’s avonds. Niet te zeer vermoeid door deze treinrit kwamen ze evenwel in één deel en in hun geheel aan in het schone Wenen, waar zij meteen en onverwijld naar hun herberg trokken om daar alle bagage achter te laten. Hoewel hun ontmoeting met de Keizer maar voor morgen gepland stond, besloten ze om vanavond nog de weg naar het paleis te verkennen, opdat ze de vluchtroute zouden kennen mocht er iets mis gaan. Ook de plaatselijke Dom werd met een bezoekje vereerd, al geraakten ze er niet binnen. Ook de meegereisde kapelaan moest dus nog eens een mis opdragen buiten het kerkgebouw.

Een eerste verkenning van de stad Wenen

Na een stevige maaltijd werd de stad nog wat verder verkend, maar men besloot toch eenstemmig om het niet te laat meer te maken, want de legerschare begon toch wel wat moe te worden. Ze wilden immers uitgeslapen naar hun audiëntie met de Kaiser.

De volgende ochtend, niet zo vroeg als eigenlijk de bedoeling, maar wel uitgeslapen en hongerig, gingen zij ter ontbijte, niet bij de keizer, maar bij de herbergier. Na deze stevige maaltijd gingen zij, via het middel der Strassenbahn, richting het paleis, alwaar zij hoopten de kaiser te spreken te krijgen. In de Hofburg, want zo heette deze onbescheiden familiale woning, kregen zij, na betaling van veertig zilverlingen, toegang tot de opslagplaats van “’t schoon servies” en een museumpje dat was opgedragen aan één of andere prinses uit de oude tijd, een zekere Elisabeth von Beieren, over wie ook een bewegende-beeldjes-film was gemaakt.

Het Keizerlijke Wenen

Tenlange leste, na wat toeristengroepen links en rechts te hebben ingehaald, werd hen eindelijk toegang verleend tot de Keizerlijke appartementen, waar weliswaar zeer veel meubilair en andere curiositeiten waren tentoongesteld, maar van de Kaiser geen spoor was, tenzij alle schilderijen werden geteld natuurlijk. De snuggerste van de twaalf kwam al snel met oplossing voor dit probleem. Het was immers zomer, hoogzomer zelfs, aan de temperaturen buiten te oordelen, en dit was natuurlijk het Winterpaleis, dus was de keizer waarschijnlijk in zijn Zomerpaleis, dat, per toeval, aan de andere kant der stad was gelegen. Toen zij dat ontdekten was het natuurlijk veel te laat om nog tot daar te reizen, en besloten ze maar om de volgende dag die richting uit te gaan, en de rest van de dag in Wenen rond te lopen.

Even maarschalk!

In Wenen is natuurlijk veel moois te bewonderen, dus was de heirschaar verheugd in zijn midden iemand te hebben die deze stad, ver naar het Oosten gericht, al eens had bezocht en als gids kon dienen. Hun eerste activiteit erna stond weliswaar al vast, want er was besloten om naar de Schatzkammer te gaan, om daar in gepaste bewondering en eerbied te staan voor de aloude kroon van het Heilig Roomse Rijk, tesamen met het de Joyeuse, het Zwaard van Karel de Grote en de Heilige Lans met de Spijker van het Heilig Kruis. Na deze pracht en praal werden ze evenwel meteen met hun neus op de aardse feiten gedrukt, want ze hadden honger. Een stevige, in Österreichische traditie bereidde, maaltijd achter de kiezen werd de verkenning door Wenen voortgezet.

Slaapzacht, riddertjes

Na een namiddag wandelen en eerbied tonen voor de graven der Keizers en Keizerinnen, de Stefanusdom en één of ander monument voor de Rus en uiteraard een stukje eten, gingen zij allen moe, doch voldaan, na een halflange avondwandeling richting herberg, waar opnieuw de vederbedden wachtten op hun vermoeide bezetters.

De volgende dag stond de koets, want keizer Franz Jozef Otto Stefan Ferdinand von Österreich, Ungarn, Böhmen und einige andere Länder had het goed geregeld, hen al op te wachten niet ver van de herberg om hen naar het Zomerpaleis te brengen, genoemd naar een Schöne Brunn er niet ver van. Dankzij de uitnodiging des keizers mochten ze, gelukkig, de rij met Zuid-Europese onderdanen en supplicanten van de keizer passeren rechtstreeks naar de keizerlijke appartementen, waar ze na een rondleiding eindelijk een gesprek hadden met de Fürst, echter zonder portret, want dat privilege was van oudsher voorbehouden aan de Herr von Touristenval.

Het zomerpaleis van de Keizer

Hoewel het interieur velen kon bekoren, behalve dan die ene die niet kon nalaten op te werpen dat “ik dat toch niet graag zou kuisen”, waren het de tuinen die de meeste “ooh”’s een “aah”’s opriepen. Niet alleen waren er schone brünnen, maar ook een prachtige Gloriette en vele andere standbeeldjes en laantjes en boompjes en kleine steentjes. Het uur der afscheid naderde echter, en via een kleine omweg via St. Pölten en Linz, trok de veldtocht naar het goed bewaakte stadje Regensburg, waar de echte middeleeuwse sfeer nog heerst, al heeft een onverlaat besloten om de wallen te slechten, terwijl ieder weldenkend mens weet dat zij de beste bescherming vormen tegen al het gespuis dat buiten rondwaart.

Een laatste prent uit Wenen

Opnieuw trokken ze op zoek naar eten, want het hongerspook waarde weer rond in het legerkamp. En ook deze keer gingen ze af op een adresje in hun Peutigerreisgids voor de Moderne Reiziger, en kwamen ze waarlijk terecht in een fantastische locatie, waar eten en drank rijkelijk vloeiden en de typische Duitse waardin hen allerhartelijkst bediende. Na deze  overdadigheid aan spijs en drank gingen ze dan ook goedgevuld naar hun bedstee.